Discussie en aanbevelingen
DTO’s worden al een aantal jaar verzorgd door aanbieders van diagnostiek met als doel het bevorderen van rationeel en doelmatig aanvraaggedrag in de eerstelijnsgeneeskunde. Deze enquête had als doel inzicht te verkrijgen in de huidige landelijke werkwijzen rondom DTO’s, door te onderzoeken in hoeverre de organisatie en inhoud overeenkomen met de in de Handleiding DTO gestelde gewenste voorwaarden (3). Tevens werden vragen gesteld over de mogelijke knelpunten bij het voorbereiden en geven van een DTO.
De resultaten van deze enquête laten zien dat het verzorgen van DTO’s een gemeengoed is geworden bij de klinische chemie, aangezien alle respondenten aangeven DTO’s te verzorgen.
Zoals in de Handleiding DTO is uiteengezet, is er een aantal praktische voorwaarden waaraan een DTO moet voldoen om effectief te zijn. Het optimale aantal deelnemers per DTO is hier een onderdeel van en is in de handleiding geschat op 6-12. Dit aantal komt goed overeen met het werkelijke aantal van 6-20 deelnemers dat uit de enquêteresultaten komt. Bij een te laag aantal deelnemers volgt mogelijk geen efficiënte discussie, terwijl bij een te hoog aantal deelnemers juist passiviteit kan ontstaan onder de deelnemers. Voor continuïteit van de discussies over het diagnostisch beleid en de bewaking van een veilig klimaat is het aan te bevelen om een DTO voor een vaste groep te verzorgen. Het overgrote deel van de respondenten geeft aan dat DTO’s voor maximaal één huisartsengroep tegelijk worden verzorgd.
Daarnaast is een effectief DTO opgebouwd uit een aantal vaste onderdelen. Algemene onderdelen waaronder een inleiding en casuïstiek zijn volgens het overgrote deel van de respondenten een vast onderdeel van het DTO, bij iets meer dan de helft van de respondenten is de kennistoets ook een vast onderdeel. Eén van de belangrijkste onderdelen van een effectief DTO is het presenteren van spiegelinformatie, uit de data blijkt dat alle respondenten spiegelinformatie in het DTO meenemen. Dit lijkt echter ook gelijk het onderdeel dat de meeste tijd kost om voor te bereiden. Wat duidelijk wordt uit zowel de Handleiding DTO, uit eerder onderzoek en uit de antwoorden van de enquête, is dat het extraheren van data voor spiegelinformatie en het voorbereiden van een nieuw DTO veel tijd kost (4). Eén van de randvoorwaarden in de handleiding is dan ook dat er voldoende meerjarige financiële middelen beschikbaar zijn voor alle partijen die bijdragen aan de totstandkoming van een DTO. Uit de antwoorden op de vraag over vergoedingen blijkt echter dat in ieder geval bij de Klinische Chemie er nog nauwelijks sprake is van vergoedingen voor het verzorgen van DTO’s. Het al langer bestaande farmacotherapeutisch overleg (FTO) heeft een breed draagvlak en wordt wel vergoed.
De reden dat het genereren van goede spiegelinformatie veel tijd kost, is dat het realiseren hiervan zeer complex kan zijn. Hiervoor zijn voldoende financiële middelen nodig. Huisartsen kunnen vaak bij meerdere aanbieders diagnostiek afnemen en de spiegelinformatie moet voor een representatief beeld bij voorkeur uit 90-100 procent van de totale aanvragen bestaan. Als dit percentage lager is, kan een selectief beeld ontstaan, daarom zouden de verschillende aanbieders in een dergelijk geval samen moeten werken om de betrouwbaarheid van de spiegelinformatie te verhogen. Het samenwerken binnen één geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) wordt nu ook steeds meer door verzekeraars als voorwaarde gesteld. Dit vergt ten eerste inzicht in de verdeling van de aangevraagde diagnostiek over de verschillende partijen in de regio. Echter, dit kan bedrijfsgevoelige informatie zijn waardoor deze mogelijk niet vrij gedeeld kan/mag worden. Wanneer dit wel vrij gedeeld kan worden, is nauwkeurige afstemming en synchronisatie van de data ook nog een complicerende factor.
Eigen business intelligence-modules of web-based dashboards zouden bij het genereren van spiegelinformatie een rol kunnen spelen net als bedrijven die DTO-tools aanbieden zoals: Dimensional Insight (DTO-advisor), DATIMO en STIZON/INSZO. Er zijn ook regionale en landelijke inspanningen om extractieprotocollen en databases op te zetten, zoals het SKMS-project (projectnummer: 55089300)/NVKC-werkgroep DTO-data. Deze inspanningen hebben geleid tot de totstandkoming van een landelijk extractie- en governanceprotocol. De grootste uitdaging van dit project is het op instellingsniveau te regelen juridisch aspect van datauitwisseling gebleken, een landelijk systeem zou hiervoor uitkomst bieden.
In het DTO van de toekomst is het niet ondenkbaar dat de gegevensuitwisseling voor het genereren van spiegelinformatie geregeld wordt op landelijk/regionaal niveau, zodat met slechts één druk op de knop de gewenste data in een presentatie geïmporteerd kan worden. Daarnaast zou de informatie over aangevraagde diagnostiek gekoppeld kunnen zijn aan de indicatie door middel van International Classification of Primary Care (ICPC)-codes waardoor nog meer inzicht in het aanvraaggedrag gegeven kan worden. Om dit te realiseren is samenwerking van alle Nederlandse laboratoria met de eerstelijnspartners noodzakelijk, daarnaast is dit afhankelijk van voldoende meerjarige financiële middelen en ICT-oplossingen. Gezien het belang van de kennis over interacties tussen geneesmiddelen en laboratoriumuitslagen, therapiemonitoring en de interpretatie hiervan is het wenslijk om ook gegevens over voorgeschreven medicatie te koppelen en tot een geïntegreerde aanpak van het DTO en FTO te komen.
De ontwikkeling en professionalisering van DTO’s in de laatste jaren kan leiden tot een intensievere samenwerking tussen aanbieders van eerstelijnsdiagnostiek en de aanvragers hiervan. De kennisdeling en het bevorderen van rationeel en doelmatig aanvraaggedrag kunnen door ICT-oplossingen en nieuwe samenwerkingsverbanden nog beter geoptimaliseerd worden. Mogelijk kunnen de uitkomsten van deze enquête daaraan bijdragen.
Definities/begrippenlijst
- DTO Diagnostisch Toets Overleg
- FTO Farmaceutisch Toets Overleg
- LIS Laboratorium Informatie Systeem
- NHG Nederlandse Huisartsen Genootschap
- NVKC Nederlandse Vereniging Klinische Chemie
- POCT Point-of-care-test
- ZIS Ziekenhuis Informatie Systeem
- GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio
- STIZON/INSZO Stichting Informatievoorziening voor Zorg en Onderzoek
Engelstalige samenvatting
For several years, Dutch medical laboratories facilitate small peergroup quality improvement meetings (Diagnostic Testing Consultations, DTCs) for primary care physicians to improve testordering behavior. In these regular meetings in local groups, primary care physicians discuss each other’s test ordering behavior, relate it to guidelines, and make individual and/or group plans for change. To gain insight into the current state of this practice nation-wide, we invited laboratories, affiliated with the Netherlands Society for Clinical Chemistry and Laboratory Medicine (NVKC) to participate in a webbased survey. Nearly two of third the Dutch medical laboratories (58 percent), which supported exclusively primary care or were an integral part of secondary care, responded to the survey and filled the questionnaire. A summary of the results accompanied by the found difficulties and recommendations of the NVKC-DTO Working Group and influence of COVID-19 pandemic are presented in this paper.