Drie jaar geleden werd Rahiied A., leerling-verpleegkundige, veroordeeld voor elf insulinemoorden op ouderen in verschillende verzorgingshuizen. A. had bij de ouderen insuline ingespoten, waardoor ze een hypoglykemie kregen en overleden. Het scheelde weinig of niemand had onderkend dat er sprake was van moord, want uitwendig was er aan de ouderen niets te zien.
Er waren geen aanwijzingen voor een misdrijf, vertelt Jeroen Roosendaal. De toxicologen van het NFI konden echter met biochemisch onderzoek, waaronder onderzoek op huidbiopten en glasvocht, sporen aantonen van toegediend insuline. Ook bij ouderen die geen diabetes hadden, en geen toegediend insuline in hun lichaam zouden moeten hebben.
Het is een voorbeeld van het toxicologisch en biochemisch sporenonderzoek van Roosendaal en zijn collega’s om misdrijven te helpen oplossen, legt hij uit. Met 300 – 400 casussen per jaar, gemiddeld één per dag, is het NFI hét expertisecentrum in Nederland dat dergelijk post-mortem onderzoek uitvoert. ‘Al doen we ook onderzoek bij levende mensen,’ benadrukt Roosendaal. ‘Denk aan slachtoffers van zedenmisdrijven of mishandelingen. Was een slachtoffer bijvoorbeeld onder invloed van slaapmedicatie, waardoor het zich minder kon verweren tegen de dader?’
Compleet beeld
Zaakonderzoek, ofwel onderzoek naar misdrijven, wetenschappelijk onderzoek én delen en uitdragen van expertise, bijvoorbeeld in de vorm van nascholing aan politie, recherche en ziekenhuisapothekers, en soms ook aan klinisch chemici, dat zijn de drie kerntaken van het NFI, vertelt Roosendaal. Uniek aan het instituut is dat alle deskundigheidsgebieden, waaronder pathologie, het DNA-onderzoek en het toxicologisch lab, waar ook het biochemisch onderzoek onder valt, zich onder één dak bevinden. ‘Er vindt daardoor veel kruisbestuiving plaats, en we werken ook veel multidisciplinair samen.’
Dat is niet alleen een kracht, het is zelfs noodzaak, vervolgt hij. ‘We werken bijvoorbeeld nauw samen met de patholoog. Die doet het uitwendig en inwendig onderzoek, voert veelal een CT-scan uit om breuken te achterhalen en verzamelt materiaal voor toxicologie en biochemie. Daarna doen wij het toxicologisch en biochemisch onderzoek. Het is cruciaal dat we alle informatie vervolgens bij elkaar brengen. Doen we dat niet, dan lopen we het risico dat we mogelijke oorzaken van overlijden over het hoofd zien. We hebben dan bijvoorbeeld wel toxicologisch onderzoek gedaan, maar hebben gemist dat de overledene vlak vóór overlijden een hartinfarct heeft gehad. Want dat is het werk van de patholoog.’