Familiaire pseudohyperkaliƫmie

  • 4 min.
  • Diagnose

Patiënt

Bij patiënt A met een voorgeschiedenis van hypertensie en hypercholesterolemie werd tweemaal een kalium van >7 mmol/L waargenomen bij de huisarts. Patiënt gebruikte simvastatine, doxazosine en enalapril/hydrochloorthiazide. Naar aanleiding van de hyperkaliëmie werd enalapril gestaakt en stopte de patiënt met het eten van bananen. Na twee weken werd wederom een forse hyperkaliëmie van >7 mmol/L gemeten, waarna de patiënt naar de Spoedeisende Hulp (SEH) werd verwezen. Anamnese, lichamelijk onderzoek en ECG toonden geen afwijkingen. Een arteriële bloedgasanalyse toonde een normaal kaliumgehalte (3,5 mmol/L). Aangezien er geen klinische symptomen werden waargenomen, en het kalium in de bloedgas normaal was, werd de patiënt met de diagnose "laboratoriumfout" ontslagen.

Laboratoriumdiagnostiek

Na uitsluiten van alle mogelijke pre-analytische oorzaken voor een vals verhoogd kaliumgehalte (zie Achtergrond), werd familiaire pseudohyperkaliëmie als diagnose per exclusionem overwogen. Patiënt A werd gevraagd om nogmaals bloed te laten afnemen. Dit heparinebloed werd verdeeld in aliquots en bewaard bij 37°C, kamertemperatuur en 4°C. Na 6 uur werd de kaliumconcentratie gemeten op een Siemens Advia Chemistry XPT (Figuur 1A). De kaliumconcentratie direct na bloedafname was 3,4 mmol/L. Na 6 uur bij kamertemperatuur was de concentratie gestegen tot 5,6 mmol/L, en bij 4°C tot 9,0 mmol/L. Ter vergelijking: normaliter stijgt de kaliumconcentratie niet significant in lithiumheparine buizen bewaard voor 6 uur op kamertemperatuur, en op 4°C slechts met 28 procent (1). Deze resultaten maken een familiaire vorm van pseudohyperkaliëmie zeer aannemelijk. Het Radboudumc bevestigde de diagnose door middel van exoom-sequencing, waarbij een heterozygote mutatie werd gevonden in het gen ABCB6 dat codeert voor een ATP-binding cassette transporter (2).

Interpretatie en consult

Bij de aanvragen van de huisarts werd meermaals een sterk verhoogd kalium gemeten, terwijl de uitslag van de bloedgasanalyse op de SEH normaal was. De tijd tot centrifugeren bedroeg bij de monsters van de priklocatie ongeveer 4-5 uur, terwijl op de SEH het bloedgasmonster binnen 20 minuten na afname was gemeten. Dit tijdsverschil was de oorzaak van het vals verhoogde kalium bij de monsters afgenomen op de priklocatie. Wij hebben patiënt uitgelegd dat het verhoogde kalium niet het gevolg is van een ziekte. Daarbij hebben we patiënt en de huisarts op het hart gedrukt altijd bloed af te laten nemen op priklocaties met centrifuge. Tevens is in het dossier een opmerking voor bloedafnamemedewerkers opgenomen om monsters direct te centrifugeren.

Achtergrond

Hyperkaliëmie kan veroorzaakt worden door onder andere medicatie, metabole acidose, nierfalen, celverval (tumorlysis, rhabdomyolyse), ziekte van Addison en diabetes type 1. Pseudohyperkaliëmie kan ontstaan door pre-analytische factoren, zoals kaliumlekkage door afkoeling van het bloedmonster of door celverval door gestuwde afname, hemolyse, stolselvorming of aanwezigheid van fragiele cellen zoals bij CLL (3). Bij patiënt A is een mutatie van de ABCB6-transporter de oorzaak van de kaliumlekkage. Deze lekkage kan bij kamertemperatuur en lager niet gecompenseerd worden door de Na+/K+-ATPase. Het vermoeden is dat deze kaliumlekkage wordt veroorzaakt door een conformatieverandering van de transporter (4).

Bij hyperkaliëmie wordt vaak gedacht aan een probleem met het afgenomen bloedmonster. Vragen die klinisch chemici dan ook krijgen, zijn: kan hemolyse de oorzaak zijn van de hyperkaliëmie bij mijn patiënt? Is er te lang gestuwd bij de bloedafname? Is het monster te koud vervoerd? Het bepalen van de HIL-indices en temperatuurregistratie/monsterconditionering, maar ook extra analyses zoals in deze casus beschreven, kunnen helpen om na te gaan of de hyperkaliëmie een pre-analytische of pathofysiologische oorzaak heeft. Het is belangrijk om op te merken dat een hypokaliëmie kan worden gemist bij (familiaire) pseudohyperkaliëmie.

Naar aanleiding van deze casus zijn wij alerter geworden op een mogelijke familiaire pseudohyperkaliëmie. Dit bleek relevant toen de uitslagen van patiënt B voorbijkwamen, waarbij meerdere historische kaliumuitslagen zowel normale als verhoogde waardes vertoonden. Er leek hierbij geen duidelijk verband tussen de normale en hoge uitslagen. Echter, toen wij de uitslagen naast de priklocaties legden, viel op dat alle normale waardes waren gemeten op priklocaties met centrifuge (centrifugeren binnen 1 uur na afname), terwijl de verhoogde waardes waren gemeten in monsters van een priklocatie zonder centrifuge (centrifugeren 2-5 uur na afname; Figuur 1B). Dit maakt het zeer aannemelijk dat er bij patiënt B ook sprake is van familiaire pseudohyperkaliëmie. Ook bij deze casus was patiënt op basis van het vals verhoogde kalium (meting #9) onterecht naar de SEH gestuurd (meting #10). Patiënt B is naar huis gestuurd met de werkdiagnose ‘gestuwde afname bij huisarts’ ondanks dat het monster ongestuwd was afgenomen.

Deze twee casussen laten zien dat het belangrijk is om alert te zijn op verhoogde kaliumwaardes afkomstig van regionale priklocaties.

Grafiek met kaliumuitslagen van patiënt A en B
Figuur 1. (A) Kaliumuitslagen van patiënt A, gemeten direct na afname en als volbloed bewaard op 37°C, kamertemperatuur en 4°C. De groene balk geeft het referentie-interval weer. (B) De 10 kaliumuitslagen van patiënt B. De groene balk geeft het referentie-interval weer. De gesloten bolletjes zijn gemeten in monsters van een priklocatie met centrifuge, de open bolletjes van een priklocatie zonder centrifuge.