Best practices van verschillende ziekenhuizen tot je nemen

  • 4 min.
  • AIOS

De eerste AIOS die regionaal opgeleid worden zijn inmiddels ruim een jaar bezig met hun opleiding. Voorheen waren er ook al enkele opleidingsplaatsen met een zogenaamde A/B-constructie. Tijd om de balans op te maken. We hebben gesproken met AIOS Evelien Boekhout-Berends en Jorn Assmann over hun ervaringen met een regionale opleiding. Daarnaast spraken we met opleider Monique de Groot over haar ervaring met twee AIOS die begin 2022 zijn gestart met de regionale opleiding.

Portretfoto's (kleur) Evelien Boekhout, Jorn Assmann en Monique de Groot

AIOS Evelien Boekhout-Berends verdeelt haar opleiding gelijkmatig over het Amsterdam UMC en de Noordwest Ziekenhuisgroep en krijgt bij elke overgang een nieuw contract. Ze doorliep het basisjaar in de periferie en volgde verdiepende themablokken in de academie. Momenteel is ze weer terug bij de Noordwest Ziekenhuisgroep voor het laatste deel van haar verdieping. In tegenstelling tot Evelien wordt AIOS Jorn Assmann gedetacheerd vanuit het Maasstadziekenhuis en heeft hij tijdens het basisjaar in vier ziekenhuizen van de regio OOR-ZWN gewerkt, waarbij hij voor bepaalde periodes in een van de betrokken ziekenhuizen verbleef om projecten of delen van themablokken te volgen.

Beiden benadrukken de meerwaarde van het opgeleid worden in meerdere laboratoria/ziekenhuizen. Evelien ziet voordelen in de combinatie van een academisch en perifeer ziekenhuis, omdat je zo de beste werkwijzen van verschillende plekken kunt leren. ‘Het is buitengewoon leerzaam om betrokken te zijn bij de eerste- tot en met derdelijns diagnostiek. Als je alleen in een perifeer of academisch ziekenhuis zit, mis je toch een van die aspecten.’ Jorn deelt haar mening en merkt op dat hoewel het intensief is om op vier verschillende locaties opgeleid te worden, hij het leuk vindt om interactie te hebben met AIOS klinische chemie in de andere ziekenhuizen. ‘Het heeft me geholpen inzicht te krijgen in de verschillende manieren waarop processen zijn georganiseerd in verschillende laboratoria.’ Bovendien heeft hij een netwerk opgebouwd door direct met anderen samen te werken op verschillende locaties. Ook opleider Monique de Groot noemt dit als een groot voordeel: ‘Een regionale opleiding biedt zeker voordelen. De verschillen tussen de diverse ziekenhuizen zoals organisatie, procedures, LIS, medewerkers, kun je benutten. Je kunt er veel van leren. Niet elk ziekenhuis is hetzelfde, je moet de beste werkwijzen voor jezelf eruit halen. Het biedt stof tot nadenken, maar hopelijk ook gespreksstof en een mogelijkheid voor ons allen om te groeien!’

Elk voordeel heeft zijn nadeel

Evelien heeft het wisselen van ziekenhuis onderschat en merkt op dat het telkens weer zoeken is om je plek te vinden en dat je vaak wordt gezien als 'de nieuwe'. ‘De leden van de vakgroep leer je snel kennen, maar het is moeilijker om de analisten en arts-assistenten te leren kennen. En het is juist belangrijk om te weten met wie je tijdens een dienst spreekt en wat je aan die persoon hebt.’ Jorn is het hier volledig mee eens, maar hij heeft hier het afgelopen jaar minder last van gehad, omdat hij nog geen diensten heeft gedraaid. ‘Het kost tijd om je weg te vinden. Gelukkig zijn er veel mensen die energie in je willen steken en die je een welkom gevoel geven. Maar je wilt ook aan veel mensen laten zien wat je in huis hebt.’ Jorn adviseert om bij problemen het gesprek met de opleider aan te gaan en indien nodig aanpassingen te maken. Vanwege de frequente wisselingen om de 1 à 2 maanden is het voor Jorn niet mogelijk om ingewerkt te worden en dagdiensten te draaien op de andere locaties. Hij heeft specifieke regionale projecten om de samenwerking met alle huizen te behouden, waarbij het Maasstadziekenhuis zijn hoofdlocatie is en waarvandaan hij ook diensten draait. Evelien wijst erop dat door het wisselen van laboratoria de cyclus van diensten draaien wordt onderbroken omdat je bij het nieuwe laboratorium weer ingewerkt moet worden. Ze verwacht echter dat ze wel aan het aantal diensten kan voldoen dat volgens het curriculum verplicht is gesteld.

Zowel Jorn als Monique benadrukken dat de administratieve zaken een grote uitdaging vormen. Bij elke wisseling moet de administratieve procedure opnieuw worden gestart en moet de toegang opnieuw worden geregeld. Wat voor hen vanzelfsprekend is, blijkt niet altijd even logisch te zijn voor HR. Contracten en vergoedingen voor diensten kunnen verschillen tussen ziekenhuizen. Ook het invullen van gegevens in VREST moet telkens opnieuw gebeuren.

Een organisatorische uitdaging

Monique legt uit dat het regionaal opleiden een uitdaging was die ze zijn aangegaan, en ze is trots op hoe het regionaal opleiden verloopt. Ze realiseert zich ook dat het voor AIOS lastig kan zijn om van ziekenhuis te wisselen. Evaluatie over het regionaal opleiden zal tussentijds en aan het einde van de opleiding plaatsvinden. Voor nu is afgesproken dat de AIOS in het basisjaar het eerste halfjaar in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis zitten en het tweede halfjaar in het Jeroen Bosch Ziekenhuis. In de verdiepingsfase zijn de themablokken 50/50 verdeeld over de twee huizen en volgen de AIOS ook een klein deel in het RadboudUMC. Dit betekent dat ze telkens de nieuwe organisatie en mensen (opnieuw) moeten leren kennen, wat soms een uitdaging kan zijn. Monique wijst erop dat het ook voor opleiders wennen is, omdat een AIOS vroeger 4 jaar op dezelfde plek zat, waardoor het duidelijker was hoe de opleiding verliep en hoe het stond met projecten en EPA's. Ze benadrukt het belang van structurele overdrachtsmomenten om de voortgang van de AIOS te bespreken en afspraken te maken over projecten die kunnen worden voortgezet en wat er moet worden overgedragen. Zowel opleiders als AIOS moeten hierdoor soms wat terughoudender zijn en keuzes maken om alles in balans te houden. Monique geeft als tip mee om bij de overgang naar een ander laboratorium niet alleen een aankondiging te doen dat de AIOS komt, maar deze ook te betrekken bij het geven van scholing. ‘Dit maakt dat de AIOS weer op de radar van de medewerkers komt en wordt daarnaast ook zeer gewaardeerd.’