Korte samenvatting
Medische tuchtzaken waarbij de verantwoordelijkheden bij het stellen van de indicatie, aanvragen en opvolgen van laboratoriumdiagnostiek centraal staan zijn beperkt. Desalniettemin leveren deze tuchtzaken interessante gezichtspunten op die niet alleen relevant zijn voor de aanvrager, maar ook voor de klinisch chemicus.
In deze tuchtzaak heeft een arts geen actie ondernomen naar aanleiding van een afwijkende uitslag van een leukocytendifferentiatie ondanks dat de klinisch chemicus geadviseerd had om te overleggen met een internist-hematoloog.1 Het niet adequaat opvolgen van deze afwijkende uitslagen heeft geleid tot een vertraging van ruim 1,5 jaar in het stellen van de diagnose en het starten van de behandeling.
Casus
De klager in deze zaak verblijft in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De beklaagde arts is werkzaam als somatisch arts in de betreffende instelling. Klager is door een voorganger van beklaagde gezien waarbij bloedonderzoek is verricht, waarbij door de klinisch chemicus is vermeld:
‘Er is sprake van monocytose met daarnaast enkele myeloide voorlopercellen bij verhoogd CRP. Beeld vergelijkbaar met [datum vorig onderzoek, RS]. Advies: onderzoek herhalen over ca. 4-6 weken. N.B: Normocytaire anemie meest passend bij foliumzuurdeficiëntie.’
Zes weken later wordt het onderzoek herhaald en noteert de verpleegkundig specialist in het dossier ‘[…] Evaluatie: monocytose eci. dd bacteriële infectie, tumor, leukemie (…) Plan: overleg met internist over mogelijke verwijzing.’
De beklaagde laat een maand later opnieuw bloedonderzoek verrichten. Enkele dagen later worden de nieuwe bloeduitslagen bekend en meldt de klinisch chemicus:
‘Persisterende anemie, monocytose en linksverschuiving bij persisterend verhoogd CRP. Advies telefonisch consult internist-hematoloog indien geen duidelijke oorzaak voor verhoogd CRP en afwijkend bloedbeeld aanwezig is.’
Vier maanden later ziet de beklaagde de klager voor het laatst in verband met pijnlijke onderbenen. De beklaagde heeft in de afgelopen periode geen contact gehad met een internist over de afwijkende bloedwaarden of de klager doorverwezen voor verdere diagnostiek van het afwijkende bloedbeeld.
Ruim 1,5 jaar later wordt bij klager de diagnose chronische myeloide leukemie gesteld, doordat opnieuw bloed is afgenomen en verwijzing is gevolgd naar een internist-hematoloog.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) overweegt dat de beklaagde arts tuchtrechtelijk verwijtbaar te kort geschoten is door geen navraag te doen bij de verpleegkundig specialist en zelf geen passende actie te ondernemen richting de internist. Het RTG concludeert dat wellicht in een groter verband zaken niet op orde waren in de instelling wat betreft onderlinge communicatie en dat dit beklaagde niet ontslaat van de verantwoordelijkheid voor zijn aandeel hierin jegens zijn patiënten. Het RTG verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.1