Primaire Tumor Onbekend (PTO)
Vervolgens ging het snel. Want inmiddels doet Hartwig voor 24 Nederlandse ziekenhuizen, waaronder alle academische ziekenhuizen, DNA-onderzoek voor patiënten met de diagnose Primaire Tumor Onbekend (PTO). Van Snellenberg: ‘Dat is een akelige diagnose, want iedere behandeling start met kennis van de primaire tumor. Als je die niet hebt, kun je ook niet behandelen.’
Hartwig werkt voor haar genetische analyses met een complete DNA-test waarmee bloed en tumorweefsel van de patiënt op alle mogelijke genetische kenmerken worden gescreend. ‘We beschikken daarvoor over een databank met de gegevens van zesduizend patiënten met dertig voorkomende kankertypes. Als we een biopt van een metastase krijgen van een patiënt met PTO, dan kan na analyse onze bevinding zijn dat de tumor voor negentig procent lijkt op longkanker. Die uitslag rapporteren we aan het betreffende ziekenhuis. Als die dat vervolgens kan bevestigen in haar lab, en meestal is dat zo, kan de behandeling starten.’
Whole Genome Sequencing (WGS)
Waarom kloppen ziekenhuizen bij Hartwig aan voor deze DNA-analyses? Immy Riethorst: ‘Omdat wij gespecialiseerd zijn in whole genome sequencing (WGS). We werken met drie sequencers waarmee we het hele genoom analyseren. Andere ziekenhuizen doen alleen panelonderzoek, dat zijn losse testen waarbij ze kijken naar slechts een aantal plekken in het genoom.’ Van Snellenberg vult aan: ‘Wij vinden daardoor meer mutaties dan andere labs, zelfs meer dan alle andere diagnostische testen samen in Nederland. We kunnen daardoor ook meer verbanden leggen tussen tumortypes en mutaties. Zo vonden we dat niet alleen vrouwen met borstkanker, maar ook mannen met maagkanker een HER2-mutatie kunnen hebben. Zo’n mutatie kan behandeld worden met Herceptin. De vraag is dan of ook deze mannen daarmee behandeld kunnen worden. Dat blijkt inderdaad het geval. Waarmee plotseling ook voor hen een effectieve behandeling beschikbaar is.’
‘Bovendien zijn we in staat onze analyses snel te doen en het ziekenhuis daarover ook snel te rapporteren,’ vervolgt Van Snellenberg. ‘We garanderen daarvoor een termijn van maximaal tien dagen, maar meestal lukt dat ons in acht dagen. En als het echt spoed is, zelfs in vier dagen. Nergens anders ter wereld gaat dat zo snel. Die snelheid is cruciaal. Want hoe eerder de diagnose bekend is, hoe sneller je de behandeling kunt starten bij patiënten die levensbedreigend ziek zijn. Overigens denken we dat het nog sneller kan én moet, dus daar werken we aan.’
En er is nog iets. De dataset van Hartwig is inhoudelijk consistent. ‘Bij andere datasets, ook sets die groter zijn dan de onze, is dat niet zo. Dat zijn veelal datasets die je zou kunnen vergelijken als appels en peren. De data komen uit verschillende ziekenhuizen of regio’s, die elk gebruik hebben gemaakt van andere diagnostische tests. Standaardisering ontbreekt. Onze dataset biedt die wel. Daarom wordt die ook vaak gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek, ook internationaal.’